-
1 forcer
forcer [forsee]1 veel kracht zetten ⇒ forceren, zich hard inspannen♦voorbeelden:forcer sur les rames • uit alle macht roeienne forcez pas sur l'alcool • niet overdrijven met de (sterke) drankII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geweld uitoefenen op ⇒ met geweld nemen, openbreken2 druk uitoefenen op ⇒ dwingen, noodzaken (tot), verplichten♦voorbeelden:forcer le sens de ses paroles • zijn woorden verdraaienforcer la vérité • de waarheid geweld aandoenforcer la main à qn. • iemand (ergens toe) dwingenforcer le respect • respect afdwingenforcer qn. à, de 〈+ onbepaalde wijs〉 • iemand dwingen te, noodzaken te→ doseforcer la nature • te veel van zichzelf vergenforcer les plantes • planten trekkenv1) forceren3) klemmen4) overtroeven [spel]5) beschadigen6) openbreken7) dwingen, verplichten8) overdrijven -
2 trahir
trahir [traa.ier]1 verraad plegen ⇒ overlopen, deserterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verraden ⇒ verloochenen, verzaken♦voorbeelden:2 tot uiting komen ⇒ zich uiten, zich openbarenv1) overlopen, deserteren2) verraden3) beschamen4) ontrouw zijn -
3 forcer la vérité
forcer la vérité -
4 maquiller
maquiller [maakiejee]1 opmaken ⇒ grimeren, schminken2 vervalsen ⇒ namaken, bijwerken, te mooi voorstellen♦voorbeelden:maquiller un négatif • een negatief retoucherenmaquiller un passeport • een paspoort vervalsenmaquiller la vérité • de waarheid geweld aandoen -
5 maquiller la vérité
maquiller la vérité -
6 trahir la vérité
-
7 deçà
deçà [dəsaa]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:en deçà de • aan deze zijde vanrester en deçà de la vérité • de waarheid geenszins geweld aandoenles résultats sont en deçà des espérances • de resultaten blijven onder de verwachtingen -
8 rester en deçà de la vérité
rester en deçà de la véritéDictionnaire français-néerlandais > rester en deçà de la vérité
См. также в других словарях:
Herman Van Rompuy — Pour les articles homonymes, voir Van Rompaey. Herman Van Rompuy Herma … Wikipédia en Français